Glossary entry (derived from question below)
Feb 25, 2005 02:21
19 yrs ago
English term
Grandpa
Non-PRO
English to Dutch
Art/Literary
Education / Pedagogy
Grandma or Grandpa
Proposed translations
(Dutch)
4 +12 | opa | Kim Metzger |
4 +3 | hangt af van je context | hirselina |
4 -1 | grootpa | swisstell |
Proposed translations
+12
1 hr
4 KudoZ points awarded for this answer.
Comment: "Graded automatically based on peer agreement."
-1
4 mins
grootpa
grootpa for grandpa, grootvader for grandfather
--------------------------------------------------
Note added at 5 mins (2005-02-25 02:27:05 GMT)
--------------------------------------------------
and of course GROOTMA for grandma
--------------------------------------------------
Note added at 5 mins (2005-02-25 02:27:05 GMT)
--------------------------------------------------
and of course GROOTMA for grandma
Peer comment(s):
neutral |
Fred ten Berge
: Niks 'of course' , jammer genoeg!
1 hr
|
neutral |
Tina Vonhof (X)
: never heard of it.
2 hrs
|
neutral |
Paul Peeraerts
: Nooit van gehoord hier in Vlaanderen ..., hoewel het genealogisch vademecum blijkbaar wel "grootpa" en "grootpapa" kent.
3 hrs
|
neutral |
Jan Willem van Dormolen (X)
: Misschien dat dit Vlaams is, maar in Nederland wordt dit m.i. niet gezegd.
4 hrs
|
neutral |
writeaway
: with your high confidence level and your 'of course' you could have misled Asker into believing this was actually the answer. Fortunately peer comments avoided that situation. when you are guessing, your confidence level should show it.
5 hrs
|
disagree |
Leo te Braake | dutCHem
: grootpa en grootma zijn ronduit fout
8 hrs
|
+3
5 hrs
hangt af van je context
De termen opa en oma zijn in het Duits en in het Nederlands (vooral in
Nederland) zeer gebruikelijk. Ze klinken in de omgangstaal vlotter dan
grootvader of grootmoeder en zijn voor kinderen gemakkelijk uit te spreken. In
het Nederlands werd oma voor het eerst neergeschreven in 1872 en opa in
1897 (Aerts 1999:63+Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal
1999:2231,2346). Ook in het Duits zouden de termen geïntroduceerd zijn in de
negentiende eeuw (Schoof 1900:228+Duden Etymologie 1963:479,480). De
precieze herkomst van de termen is niet duidelijk, maar in ieder geval is
ontlening aan het Frans in het spel.
Aerts (1999:63,66) suggereert dat opa en oma in het Nederlands afgeleid
werden van grootpa(pa) en grootma(ma). Hetzelfde doet Van Dale (ibid.) De
Duitse bronnen gaan er echter van uit dat opa en oma van oorsprong
stameltermen zijn uit de (Franse?) kindertaal die, zoals gezegd, in de
negentiende eeuw in het Duits terechtkwamen (Schoof 1900:228+Duden
Etymologie 1963:479,480). Schoof meent bovendien dat de vormen
verkortingen zijn van opapa en omama. Dat is best mogelijk in de wetenschap
dat een spreker van het Duits de vormen Opapa en Omama kende van een
kinderliedje, terwijl hijzelf alleen het korte Opa en Oma gebruikt (AG). Er zijn in
het Duits overigens nog liefkozende vormen, Opi en Omi (AG).
In Nederlandstalig België zijn opa en oma niet zo wijd verspreid als in
Nederland. In de regio Antwerpen, bijvoorbeeld, worden eerder bompa en
bomma gebruikt. De termen zijn ontleend aan het Frans (bon-papa en bonnemaman).
In bijlage 1 is onder andere de variant bompi opgenomen. In andere
regio’s in Nederlandstalig België gebruikt men dan weer de Franse woorden
pépé en mémé of benoemt men grootouders soms zelfs met vake en moeke.
http://webhost.ua.ac.be/apil/apil105/apil105.pdf
Nederland) zeer gebruikelijk. Ze klinken in de omgangstaal vlotter dan
grootvader of grootmoeder en zijn voor kinderen gemakkelijk uit te spreken. In
het Nederlands werd oma voor het eerst neergeschreven in 1872 en opa in
1897 (Aerts 1999:63+Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal
1999:2231,2346). Ook in het Duits zouden de termen geïntroduceerd zijn in de
negentiende eeuw (Schoof 1900:228+Duden Etymologie 1963:479,480). De
precieze herkomst van de termen is niet duidelijk, maar in ieder geval is
ontlening aan het Frans in het spel.
Aerts (1999:63,66) suggereert dat opa en oma in het Nederlands afgeleid
werden van grootpa(pa) en grootma(ma). Hetzelfde doet Van Dale (ibid.) De
Duitse bronnen gaan er echter van uit dat opa en oma van oorsprong
stameltermen zijn uit de (Franse?) kindertaal die, zoals gezegd, in de
negentiende eeuw in het Duits terechtkwamen (Schoof 1900:228+Duden
Etymologie 1963:479,480). Schoof meent bovendien dat de vormen
verkortingen zijn van opapa en omama. Dat is best mogelijk in de wetenschap
dat een spreker van het Duits de vormen Opapa en Omama kende van een
kinderliedje, terwijl hijzelf alleen het korte Opa en Oma gebruikt (AG). Er zijn in
het Duits overigens nog liefkozende vormen, Opi en Omi (AG).
In Nederlandstalig België zijn opa en oma niet zo wijd verspreid als in
Nederland. In de regio Antwerpen, bijvoorbeeld, worden eerder bompa en
bomma gebruikt. De termen zijn ontleend aan het Frans (bon-papa en bonnemaman).
In bijlage 1 is onder andere de variant bompi opgenomen. In andere
regio’s in Nederlandstalig België gebruikt men dan weer de Franse woorden
pépé en mémé of benoemt men grootouders soms zelfs met vake en moeke.
http://webhost.ua.ac.be/apil/apil105/apil105.pdf
Peer comment(s):
agree |
Paul Peeraerts
: Zeer interessante tekst. Dank je wel. Maar "bomma" is zeker niet uitsluitend Vlaams. Of ken je Toon Hermans' "Mijn bommama" niet?
54 mins
|
agree |
Mirjam Bonne-Nollen
2 hrs
|
agree |
Leo te Braake | dutCHem
2 hrs
|
Something went wrong...